In de negentiger jaren heeft Bob Nieuwenhuysen een grote hoeveelheid gouaches en olieverfschilderijen gemaakt in een steeds meer abstracte stijl, al zijn de verwijzingen naar de natuur, de titels en de schilderkunstige motieven talrijk. De stroom van de verf die een schilderij doet groeien zoals de natuur en het landschap groeien; stemmingen, weersgesteldheden en het vaak heldere koude licht in de polder, schemeren door in de schilderijen. Guus Kuijer sprak bij een opening van Bobs werk over twee begrippen : “ Chaos en verlangen. Verlangen om in een chaotische oertoestand langzamerhand een orde te scheppen. Er zijn altijd ondoorzichtigheden, obstakels die een vrij zicht belemmeren. Er zijn poortjes en doorzichten voor nodig om dieper in de wereld door te dringen. In het gevecht met de verf lijkt het of je je als toeschouwer eerst door de verfhuid heen moet worstelen om in de wereld die erachter ligt te komen en om er greep op te krijgen. Er wordt gesuggereerd dat daar, achter een explosie van vormen en kleuren, zich iets stils bevindt, iets dat in rust is, zoiets als vrede en harmonie. De schilder verwijst ernaar.Er is verlangen, maar het verlangen heeft geen object meer, het verlangen zelf is object geworden”.

Ook maakte hij een serie aquarellen die een geheel andere sfeer ademen. De zwaarmoedigheid van de schilderijen en gouaches ontbreekt grotendeels. De verticale verdeling die ook in de gouaches en schilderijen vaak is terug te vinden zien we ook in de aquarellen. Alleen is de functie ervan anders : de beeldverdeling is losgemaakt van betekenis en doelbewust decoratiever. De ‘ruimte’ is opengebroken om het licht in volle glorie binnen te laten stromen. De aquarellen gaan over de platheid van het papier, over de dunheid van de waterverf en over het zoeken naar eenvoud. Daardoor, en door hun blijmoedigheid, relativeren de aquarellen de ernst en de zwaarte van de gouaches en olieverven . Deze ‘juweeltjes’ krijgen in hun eenvoud een ongekende monumentaliteit die in latere grote schilderijen terugkomt. Deze monumentjes zijn vol van poorten en doorzichten naar de wereld en vormen geen obstakels.

Integendeel: zij zijn de toegang tot een nieuwe ruimte die haar plaats gaat vinden in Bobs andere werk.

vrij naar de toespraak van Bastiaan Voortman,
vernissage galerie Clement 1998